Onderstaande tabel laat zowel het totaal aan begrote arbeidskosten zien, als de afzonderlijke categorieën.
Omschrijving (bedragen x € 1 miljoen) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|
Na VJN | Na NJN | Na VJN | Na NJN | Na VJN | Na NJN | Na VJN | Na NJN |
---|
A. Loonkosten formatie | 210,06 | 197,57 | 183,94 | 198,01 | 183,85 | 195,66 | 179,88 | 188,71 |
---|
B. Kosten voor inhuur van externen | 30,78 | 35,80 | 25,35 | 28,29 | 22,12 | 24,45 | 14,08 | 15,52 |
---|
C. UWV / Detacheringen | 0,00 | -1,50 | 0,00 | -1,50 | 0,00 | -1,50 | 0,00 | -1,50 |
---|
Totaal arbeidskosten | 240,84 | 231,87 | 209,30 | 224,80 | 205,97 | 218,61 | 193,96 | 202,73 |
---|
Percentage inhuur | 12,78% | 15,44% | 12,11% | 12,59% | 10,74% | 11,18% | 7,26% | 7,66% |
---|
Deze bedragen kwamen als volgt tot stand:
Vanuit ‘realistisch begroten’ keken we naar wat de nieuwste inzichten betekenen voor het budget voor arbeidscapaciteit in 2025. We keken naar de daadwerkelijke relatieve schaalpositie (RSP), de verwachte vacatures, en de (hogere) kosten voor externe inhuur: de daadwerkelijke RSP ligt lager dan begroot, en we houden rekening met een gemiddeld aantal onvervulde vacatures. We vangen dit deels op met externe inhuur.
Daarnaast maakten de opbrengsten voor detachering en inkomsten van UWV de laatste jaren geen onderdeel uit van de begroting. Deze inkomsten telden in 2023 op tot € 1,8 miljoen, en in 2024 tot € 1,6 miljoen. Dit leverde een extra onderschrijding op van het budget. Voor 2025 is het voorstel om deze verwachte inkomsten wel mee te nemen in de aangepaste najaarsnota. Op basis van eerdere gegevens, gaat het om een bedrag van € 1,5 miljoen aan inkomsten.
Vanwege bovenstaande verlagen we het kader voor het budget met € 8,9 miljoen. Dit heeft geen gevolgen voor de plannen voor 2025 wat betreft het aantal mensen dat nodig is (fte’s). We blijven sturen op deze aantallen. Wel begroten we realistischer: zo verwachten we aan het eind van 2025 minder grote verschillen tussen de begroting en de werkelijke uitgaven.
Een deel van de vrijvallende middelen landen in een reserve voor een bedrag van € 5,4 miljoen. De overige vrijvallende middelen van € 3,5 miljoen komt uit bijdragen van derden en verschuift naar latere jaren. De reserve vangt het verschil op tussen het benodigde budget (volgens het kader van het arbeidscapaciteitsplan) en het daadwerkelijk opgenomen budget. We kunnen deze financiële schommelingen zo opvangen wanneer de realisatie hoger uitvalt dan verwacht, maar past binnen het vastgestelde arbeidscapaciteitskader. Daarnaast zijn er kwalitatieve interventies binnen het M&O-domein noodzakelijk, zoals onder meer eerder benoemd in het transitieplan.